Ooit in 2013 reden we richting Point du Raz, de meest westelijke punt van Finistere, en reden we langs een baai met op hoog op de rotsen een eenzaam huisje. Be riep op dat moment uit dat ze daar naar toe wilde wandelen, iets wat we naderhand op de een of andere manier nooit hebben gedaan.
Dit jaar waren we (nou ja, vooral papa en mama) toe aan een dag wandelen. Op de wandelkaart trok een baai, Anse du Loc’h, aan onze aandacht en aangezien deze baai ook nog eens werd ingesloten door twee landtongen die we nog niet hadden verkend stapten we rond 11 uur in de auto. De tassen waren ingepakt, de schoenen waren mee en het humeur nog wat wisselend aangezien er de nodige regen viel uit dikke grijze wolken.
Zoals we al vaker hebben meegemaakt in deze regio bleek het weer op te klaren naarmate we dichter bij ons doel kwamen. Onderweg stopten we bij een supermarktt voor wat eten. Een kolosale en vervaarlijk uitziende man met een woeste baard knikte wat meewarig toen hij onze voorverpakte Gateau Bretons zag. Hij wees ons er op dat er vier kilometer verder een Biscuitterie zat die echt lekkere taart had, wat wij hadden was de naam Gateau niet waardig. Vast besloten om zijn advies op te volgens legden we de taart maar snel terug en reden we verder.
Toen de baai eenmaal in zicht kwam was de zon al tevoorschijn gekomen en zagen we tot onze verbazing het huisje op de rotsen dat 4 jaar geleden onze aandacht had getrokken.
Na een snelle lunch met brood, ham, kaasjes en Orangina trokken we de schoenen aan en gingen we op pad. Binnen een half uur kwamen we aan bij het huisje dat in de maand augustus nog bewoond bleek te zijn ook. Aangezien het weer nog steeds prima was liepen we verder langs Pointe de Plogoff waar bordjes ons al weer naar het volgende punt verwezen: een haventje met de naam Pors Loubous. Hoewel de kids soms wat aanmoediging nodig hadden bereikten we na ruim een uur ook dit punt, wat niet meer bleek te zijn dan een verlaten betonnen constructie/pier in zee waar op dat moment een aantal kinderen halsbrekende toeren aan het uithalen waren.
Op de terugweg hadden we de stevige wind in de rug en dat liep een stuk makkelijker. Het laatste kwartier werden we toch nog overvallen door wat nattigheid, hoewel de hoeveelheid gelukkig wel meeviel. Bij de auto aangekomen reden we nog een stukje verder op zoek naar de Biscuitterie die ons was aangeraden. Een aantal kilometers verder scoorden we een aantal heerlijke stukken Bretonse taart (de Biscuitterie bleek later nog veel verder te zijn…) die we voor het grootste deel meteen soldaat maakten.
Op de route naar de camping, dik een uur rijden, bleken we ook nog langs de Cidrerie van Paul Coic te komen en ook daar maakten we een stop. Zowel Luus, Kilian, mama als papa kregen meteen kleine glaasjes voorgezet om te proeven, de kinderen een appelsap die een Medaille d’Or had gewonnen, en papa en mama cider in alle mogelijke varianten. We konden uiteindelijk maar slecht kiezen tussen de Brut, Demi-Sec, Fermier en Doux varianten waardoor we van alles maar wat meenamen, inclusief de appelsap die Luus en Kilian wel heel lekker vonden.
Het avondeten hielden we lekker simpel met pasta en tomatensaus en het was weer na half elf voordat iedereen sliep.