Point du Raz is misschien het meest westelijke punt van het Franse vasteland maar zeker niet het meest westelijke stukje Frankrijk. Vanaf de Point du Raz gezien is een eiland zichtbaar met daarop een grote zwart-witte vuurtoren, de Grand Phare de Goul Enez. Jaren geleden hadden we al eens een boottocht gemaakt naar een eilandengroep voor de Bretonse kust en bij het zien van Ile de Sein was het besluit snel genomen om daar deze vakantie naar toe te gaan.
Kaartjes waren alleen vooraf te reserveren en met een goede weersvoorspelling voor vandaag in het verschiet hadden we onze plekjes geboekt. Dat de voorspelling plots was veranderd was ons al opgevallen en dat het ook klopte werd duidelijk toen we vanochtend in serieuze regen vanuit dikke grijze wolken naar het startpunt van de boot reden, het haventje van Sainte-Evette. De aangepaste voorspelling had wel aangegeven dat het in de middag welliswaar bewolkt zou zijn maar wel droog. Als door een wonder zagen we na een uur rijden boven zee opeens de bewolking openbreken en toen we het verlaten haventje (wel veel geparkeerde auto’s maar verder geen mens te zien) binnenreden was het opgehouden met regenen.
De boot lag al te wachten aan de kade en was wel iets kleiner dan we hadden verwacht. Na een half uur waarin we snel nog wat broodjes met Nutella naar binnen werkten mochten we aan boord met nog een handje vol mensen en zetten we koers langs de kust richting het eiland.
De kapitein had er zin in want eenmaal op open zee ging het gas er op en aangezien we recht tegen de stroming in gingen, veranderde de boot in een kermisattractie waarbij we flink over de golen stuiterden. Met enige zorg keken we naar Luus die eerder tijdens ons zeiltochtje op de boot van Martien op een vrij kalme zee zeeziek was geworden maar Luus stond een uur lang met een grote grijns met twee handen aan de reling mee te stuiteren op de golven. Ook Kilian vond het prachtig en na een uur meerden we aan bij de Phare de Men Brial, de tweede vuurtoren van het eiland.
Eenmaal op het eiland liepen we door de smalle sraatjes van het plaatsje op zoek naar een crepe of een kop soep maar dat bleek moeilijk te vinden. Bij een terras dat er wel leuk uitzag werden we vrolijk onthaald maar toen we bij het zien van de prijzen, geen gerecht onder de 32 Euro, omkeerden werd de dame wat minder vriendelijk. Gelukkig vonden we een eindje verder aan de kade een ander terras waar we voor normale prijzen lekkere salades aten en plannen maakten voor de resterende uren op het eiland.
De boot zou ons om 19 uur weer komen ophalen en mama had al snel haar zinnen gezet op een wandeling langs de Grand Phare de Goul Enez naar de noordwestelijke punt van het eiland waar ook een vuurtoren leek te staan. Luus en Kilian vermaakten zich met strandjutten en met de gevonden schatten op zak schoten we aardig op. Naarmate we verder kwamen werd het pas steeds smaller, nam de hoeveelheid konijnenkeutels exponentieel toe en werd het weer steeds mooier. Aangemoedigd door de uitbundige zon kwamen we aan bij het object dat van een afstand op een vuurtoren leek, in werkelijkheid bleek dit een soort baken te zijn dat luistert naar de naam Plas Ar Scoul.
Na een leuk fotomomentje op een gote rots liepen we terug naar het het plaatsje en waren we ruim op tijd terug voor de boot waar we er achter kwamen dat de plek waar we ’s ochtends van de boot waren gestapt door de vloed niet meer toegankelijk was. Waar we dan wel moesten opstappen was niet duidelijk en met het beeld van een overnachting op het eiland in het achterhoofd gingen we op zoek om er achter te komen dat we inderdaad ergens anders moesten opstappen, slecht gecommuniceerd door de mensen van de Finist’mer bootmaatschappij.
Na een terugtocht met de stroming mee en dus veel rustiger kwamen we rond acht uur aan op het vasteland. Een uur later reden we toch nog maar even langs de Mcdonald’s in Concarneau om nog net op tijd voor het sluiten van de slagboom op de camping aan te komen.