Hoewel we het Bretonse Concarneau in ons hart hebben gesloten (Luus en Kilian wilden best wel terug naar die camping met dat strandje en zwembad) begon er in de loop van het jaar toch iets te kriebelen. Vooral papa wilde wel weer eens terug naar de eeuwige sneeuw en hoewel mama de vissersdorpjes wel zou gaan missen ging er in mee. Dat het niet meeviel bleek we uit het feit dat de zoektocht naar een geschikte camping maanden in beslag nam waarbij er pas in mei een locatie werd gevonden die voldeed aan wat we allemaal wilden. Die plek was Lac de Passy, een groot meer in de Haute Savoie op 20 minuten rijden van Chamonix met prachtig uitzicht op het Mont Blanc-massief.

Hoewel we er eigenlijk nog niets van willen weten dient het einde van de vakantie zich toch aan. Het plan was om komende donderdag te vertrekken maar de weersverwachting voor donderdag is zodanig slecht dat er er over denken om toch maar een dag eerder te gaan. We beseften ons maar al te goed dat dat betekende dat vandaag onze laatste volledig in te vullen dag is. Met die gedachte kwamen we al snel op het idee om vanaf de camping langs de kust naar Concarneau te lopen, via de Chapelle de la Croix naar een markt die vandaag in Concarneau werd georganiseerd.

Echt snel weg waren we niet maar dat hoefde ook niet. Voor het eerst gingen we ’s ochtends met z’n vieren broodjes halen bij de bakker en dankzij overtuiginskracht van Luus en Kilian reden we naar de tent met niet alleen croissantjes maar ook een doos met eclairs met aardbeien en slagroom. Deze werden aan het eind van de ochtend met koffie in ze zon naar binnen gewerkt en toen was het tijd om te gaan. Vooral aan het begin van de wandeling hadden Luus en Kilian het er maar zwaar mee en kostte het flink wat overredingskracht van papa en mama om doot te kunnen lopen. Toen de Chapelle de la Croix aan de horizon verscheen ging het allemaal een stuk makkelijker. Luus wilde graag een kaarsje branden voor oma Hanny en Kilian voor opa Gerard, zolangzamerhand een vast ritueel. Na even rustig in het kapelletje te hebben gezeten was het tijd voor lunch met uitzicht op de baai, terwijl de klasjes met kinderen van de nabu gelegen zijschool in vol ornaat voorbij kwamen lopen.

 

In Concarneau zelf kwamen we voor een verrassing te staan toen bleek dat de markt al grotendeels was afgebroken en als alternatief liepen we de de oude stad binnen. De term “over de koppen kunnen lopen” werd bijna werkelijkheid, zo druk was het er en het duurde niet lang voordat we rechtsomkeert maakten. Bij de plaatselijke VVV vonden we informatie over de buslijnen in en rond Concarneau en een half uur later zaten we zowaar met z’n vieren in een bus die ons in de buurt van de camping kon afzetten.

Aangezien het maandagavond was stond er bij de ingang van de camping weer het busje met de crepes en we lieten ons de crepes met kaas en ei en crepes au beurre goed smaken. De dag werd afgesloten met wat tafeltennis een paar potjes Uno.

Het typische zondagochtend-ontbijt diende zich weer aan vanochtend: brood van gisteren en biscottes met kaas en een gekookt eitje. De zon liet zich meteen serieus zien en aangezien we de afgelopen week dankzij de uitstapjes naar het westen best veel in de auto hadden gezeten besloten we om het vandaag dichter bij de camping te zoeken. Mama had in een brochure de aankondiging gezien van een kristallen- en mineralen-beurs in Pont Aven en aangezien dit dorp ook vermaak biedt dat erg leuk is voor kinderen (de Chaos d’Aven) besloten we unaniem om daar naar toe te gaan.

Op de weg er naar toe deden we nog even de enige supermarkt aan die op zondag open is, de Intermarche vlak buiten Concarneau. Dat het de enige geopende winkel was, was goed te merken. Binnen was het een chaos van mensen en karretjes en we haalden opgelucht adem toen we de boodschappen hadden verzameld en weer verder konden.

De beurs werd georganiseerd in een schoolgebouw aan de rand van Pont-Aven en de gymzaal bleek hiervoor te zijn ingericht. Het moet gezegd dat er erg mooie items waren te zien en mama kon uiteindelijk geen weerstand bieden tegen een erg mooie halsketting met een hanger van malagiet en chrysocol. Nadat we een uurtje hadden rondgekeken reden we verder en kwamen al snel langs een parkje waar de nodige Franse auto’s op het gazon stonden met Franse gezinnen er bij die aan het picknicken waren. Onder het motto “when in Rome…” stuurden we de auto ook het park in en zochten we een plekje waar we onze baguette, jambon en Orangina konden eten.

Onder een nog steeds strakblauwe hemel voden we na de lunch een plek voor de auto en liepen we door het centrum van Pont-Aven naar d Chaos d’Aven, een riviertje met grote rotsblokken die heel geschikt zijn om van steen naar steen te springen. Deze plek hebben we tot nu toe elk jaar bezocht en vooral vorig jaar toen Luus een compleet nat pak haalde kunnen we ons nog goed herinneren. Luus had dit voorval ook nog in haar achterhoofd en het springfestijn leverde dit keer geen natte kleren op.

Aangezien het weer even geleden was dat we in het zwembad op de camping waren geplonst reden we halverwege de middag direct naar de camping waar we met z’n vieren het zwembad een bezoekje brachten. De avond werd doorgebracht met instant aardappelpuree en eten uit blik waar de kinderen absoluut niets van moesten hebben, tafeltennis en badminton.

PS Vandaag kwamen we er ook achter dat Luus een aantal dagen geleden met de instellingen van papa’s telefoon had lopen spelen en de anti-rimpel stand had aangezet. Als we er op de foto’s opeens wat strakker dan normaal uitzien kan dat kloppen…

Point du Raz is misschien het meest westelijke punt van het Franse vasteland maar zeker niet het meest westelijke stukje Frankrijk. Vanaf de Point du Raz gezien is een eiland zichtbaar met daarop een grote zwart-witte vuurtoren, de Grand Phare de Goul Enez. Jaren geleden hadden we al eens een boottocht gemaakt naar een eilandengroep voor de Bretonse kust en bij het zien van Ile de Sein was het besluit snel genomen om daar deze vakantie naar toe te gaan.

Kaartjes waren alleen vooraf te reserveren en met een goede weersvoorspelling voor vandaag in het verschiet hadden we onze plekjes geboekt. Dat de voorspelling plots was veranderd was ons al opgevallen en dat het ook klopte werd duidelijk toen we vanochtend in serieuze regen vanuit dikke grijze wolken naar het startpunt van de boot reden, het haventje van Sainte-Evette. De aangepaste voorspelling had wel aangegeven dat het in de middag welliswaar bewolkt zou zijn maar wel droog. Als door een wonder zagen we na een uur rijden boven zee opeens de bewolking openbreken en toen we het verlaten haventje (wel veel geparkeerde auto’s maar verder geen mens te zien) binnenreden was het opgehouden met regenen.

De boot lag al te wachten aan de kade en was wel iets kleiner dan we hadden verwacht. Na een half uur waarin we snel nog wat broodjes met Nutella naar binnen werkten mochten we aan boord met nog een handje vol mensen en zetten we koers langs de kust richting het eiland.

De kapitein had er zin in want eenmaal op open zee ging het gas er op en aangezien we recht tegen de stroming in gingen, veranderde de boot in een kermisattractie waarbij we flink over de golen stuiterden. Met enige zorg keken we naar Luus die eerder tijdens ons zeiltochtje op de boot van Martien op een vrij kalme zee zeeziek was geworden maar Luus stond een uur lang met een grote grijns met twee handen aan de reling mee te stuiteren op de golven. Ook Kilian vond het prachtig en na een uur meerden we aan bij de Phare de Men Brial, de tweede vuurtoren van het eiland.

Eenmaal op het eiland liepen we door de smalle sraatjes van het plaatsje op zoek naar een crepe of een kop soep maar dat bleek moeilijk te vinden. Bij een terras dat er wel leuk uitzag werden we vrolijk onthaald maar toen we bij het zien van de prijzen, geen gerecht onder de 32 Euro, omkeerden werd de dame wat minder vriendelijk. Gelukkig vonden we een eindje verder aan de kade een ander terras waar we voor normale prijzen lekkere salades aten en plannen maakten voor de resterende uren op het eiland.

De boot zou ons om 19 uur weer komen ophalen en mama had al snel haar zinnen gezet op een wandeling langs de Grand Phare de Goul Enez naar de noordwestelijke punt van het eiland waar ook een vuurtoren leek te staan. Luus en Kilian vermaakten zich met strandjutten en met de gevonden schatten op zak schoten we aardig op. Naarmate we verder kwamen werd het pas steeds smaller, nam de hoeveelheid konijnenkeutels exponentieel toe en werd het weer steeds mooier. Aangemoedigd door de uitbundige zon kwamen we aan bij het object dat van een afstand op een vuurtoren leek, in werkelijkheid bleek dit een soort baken te zijn dat luistert naar de naam Plas Ar Scoul.

Na een leuk fotomomentje op een gote rots liepen we terug naar het het plaatsje en waren we ruim op tijd terug voor de boot waar we er achter kwamen dat de plek waar we ’s ochtends van de boot waren gestapt door de vloed niet meer toegankelijk was. Waar we dan wel moesten opstappen was niet duidelijk en met het beeld van een overnachting op het eiland in het achterhoofd gingen we op zoek om er achter te komen dat we inderdaad ergens anders moesten opstappen, slecht gecommuniceerd door de mensen van de Finist’mer bootmaatschappij.

Na een terugtocht met de stroming mee en dus veel rustiger kwamen we rond acht uur aan op het vasteland. Een uur later reden we toch nog maar even langs de Mcdonald’s in Concarneau om nog net op tijd voor het sluiten van de slagboom op de camping aan te komen.

Na de dag van gisteren waarbij we laat in bed waren gekomen was er bij niemand het initiatief om grote plannen te maken voor vandaag. Lekker wat rommelen bij de tent leek heel aanlokkelijk en aangezien er gisteren voordat we naar Concarneau waren gereden twee Franse kinderen hadden gevraagd of Luus en Kilian konden spelen, wilden de kinderen ook niets liever.

De kinderen hadden elkaar snel gevonden met in hun kielzog nog een ander Frans meisje. Bij het showen van het speelgoed (Luus haar Schleich paarden en Kilian zijn voetbaldoel) toonde het derde meisje trots haar plastic zak met schelpen die ze had verzameld. Tussen de berg schelpen bleken tot onze verbazing ook een twintigtal kreperende heremietkreeftjes te zitten die al twee dagen in de zak hadden doorgebracht. Luus en papa liepen gewapend met een emmer meteen naar Kernous Plage om een emmer zeewater te halen en deze werd bij terugkomst leeg gegoten in de koekenpan. De kreeftjes werden er achteraan gekieperd en ze kwamen meteen tot leven. Na een tijdje naar het gewriemel te hebben gekeken wilde het meisje toch wel afstand van ze doen en maakte papa nog een keer de tocht naar het strand waar ze op een rustig plekje achter een rots weer in zee werden gezet.

De rest van de dag was zo’n typische rustdag met wat voetballen, badmintonnen en een fanatieke tafeltennissessie tussen papa en mama. Voor het avondeten kozen we voor ons favoriete maaltje van deze vakantie: worstjes met tabouleh en een grote bak rouwkost (tomaatjes, radijsjes, olijven en worteltjes).