Hoewel we er eigenlijk nog niets van willen weten dient het einde van de vakantie zich toch aan. Het plan was om komende donderdag te vertrekken maar de weersverwachting voor donderdag is zodanig slecht dat er er over denken om toch maar een dag eerder te gaan. We beseften ons maar al te goed dat dat betekende dat vandaag onze laatste volledig in te vullen dag is. Met die gedachte kwamen we al snel op het idee om vanaf de camping langs de kust naar Concarneau te lopen, via de Chapelle de la Croix naar een markt die vandaag in Concarneau werd georganiseerd.

Echt snel weg waren we niet maar dat hoefde ook niet. Voor het eerst gingen we ’s ochtends met z’n vieren broodjes halen bij de bakker en dankzij overtuiginskracht van Luus en Kilian reden we naar de tent met niet alleen croissantjes maar ook een doos met eclairs met aardbeien en slagroom. Deze werden aan het eind van de ochtend met koffie in ze zon naar binnen gewerkt en toen was het tijd om te gaan. Vooral aan het begin van de wandeling hadden Luus en Kilian het er maar zwaar mee en kostte het flink wat overredingskracht van papa en mama om doot te kunnen lopen. Toen de Chapelle de la Croix aan de horizon verscheen ging het allemaal een stuk makkelijker. Luus wilde graag een kaarsje branden voor oma Hanny en Kilian voor opa Gerard, zolangzamerhand een vast ritueel. Na even rustig in het kapelletje te hebben gezeten was het tijd voor lunch met uitzicht op de baai, terwijl de klasjes met kinderen van de nabu gelegen zijschool in vol ornaat voorbij kwamen lopen.

 

In Concarneau zelf kwamen we voor een verrassing te staan toen bleek dat de markt al grotendeels was afgebroken en als alternatief liepen we de de oude stad binnen. De term “over de koppen kunnen lopen” werd bijna werkelijkheid, zo druk was het er en het duurde niet lang voordat we rechtsomkeert maakten. Bij de plaatselijke VVV vonden we informatie over de buslijnen in en rond Concarneau en een half uur later zaten we zowaar met z’n vieren in een bus die ons in de buurt van de camping kon afzetten.

Aangezien het maandagavond was stond er bij de ingang van de camping weer het busje met de crepes en we lieten ons de crepes met kaas en ei en crepes au beurre goed smaken. De dag werd afgesloten met wat tafeltennis een paar potjes Uno.

Het typische zondagochtend-ontbijt diende zich weer aan vanochtend: brood van gisteren en biscottes met kaas en een gekookt eitje. De zon liet zich meteen serieus zien en aangezien we de afgelopen week dankzij de uitstapjes naar het westen best veel in de auto hadden gezeten besloten we om het vandaag dichter bij de camping te zoeken. Mama had in een brochure de aankondiging gezien van een kristallen- en mineralen-beurs in Pont Aven en aangezien dit dorp ook vermaak biedt dat erg leuk is voor kinderen (de Chaos d’Aven) besloten we unaniem om daar naar toe te gaan.

Op de weg er naar toe deden we nog even de enige supermarkt aan die op zondag open is, de Intermarche vlak buiten Concarneau. Dat het de enige geopende winkel was, was goed te merken. Binnen was het een chaos van mensen en karretjes en we haalden opgelucht adem toen we de boodschappen hadden verzameld en weer verder konden.

De beurs werd georganiseerd in een schoolgebouw aan de rand van Pont-Aven en de gymzaal bleek hiervoor te zijn ingericht. Het moet gezegd dat er erg mooie items waren te zien en mama kon uiteindelijk geen weerstand bieden tegen een erg mooie halsketting met een hanger van malagiet en chrysocol. Nadat we een uurtje hadden rondgekeken reden we verder en kwamen al snel langs een parkje waar de nodige Franse auto’s op het gazon stonden met Franse gezinnen er bij die aan het picknicken waren. Onder het motto “when in Rome…” stuurden we de auto ook het park in en zochten we een plekje waar we onze baguette, jambon en Orangina konden eten.

Onder een nog steeds strakblauwe hemel voden we na de lunch een plek voor de auto en liepen we door het centrum van Pont-Aven naar d Chaos d’Aven, een riviertje met grote rotsblokken die heel geschikt zijn om van steen naar steen te springen. Deze plek hebben we tot nu toe elk jaar bezocht en vooral vorig jaar toen Luus een compleet nat pak haalde kunnen we ons nog goed herinneren. Luus had dit voorval ook nog in haar achterhoofd en het springfestijn leverde dit keer geen natte kleren op.

Aangezien het weer even geleden was dat we in het zwembad op de camping waren geplonst reden we halverwege de middag direct naar de camping waar we met z’n vieren het zwembad een bezoekje brachten. De avond werd doorgebracht met instant aardappelpuree en eten uit blik waar de kinderen absoluut niets van moesten hebben, tafeltennis en badminton.

PS Vandaag kwamen we er ook achter dat Luus een aantal dagen geleden met de instellingen van papa’s telefoon had lopen spelen en de anti-rimpel stand had aangezet. Als we er op de foto’s opeens wat strakker dan normaal uitzien kan dat kloppen…

Point du Raz is misschien het meest westelijke punt van het Franse vasteland maar zeker niet het meest westelijke stukje Frankrijk. Vanaf de Point du Raz gezien is een eiland zichtbaar met daarop een grote zwart-witte vuurtoren, de Grand Phare de Goul Enez. Jaren geleden hadden we al eens een boottocht gemaakt naar een eilandengroep voor de Bretonse kust en bij het zien van Ile de Sein was het besluit snel genomen om daar deze vakantie naar toe te gaan.

Kaartjes waren alleen vooraf te reserveren en met een goede weersvoorspelling voor vandaag in het verschiet hadden we onze plekjes geboekt. Dat de voorspelling plots was veranderd was ons al opgevallen en dat het ook klopte werd duidelijk toen we vanochtend in serieuze regen vanuit dikke grijze wolken naar het startpunt van de boot reden, het haventje van Sainte-Evette. De aangepaste voorspelling had wel aangegeven dat het in de middag welliswaar bewolkt zou zijn maar wel droog. Als door een wonder zagen we na een uur rijden boven zee opeens de bewolking openbreken en toen we het verlaten haventje (wel veel geparkeerde auto’s maar verder geen mens te zien) binnenreden was het opgehouden met regenen.

De boot lag al te wachten aan de kade en was wel iets kleiner dan we hadden verwacht. Na een half uur waarin we snel nog wat broodjes met Nutella naar binnen werkten mochten we aan boord met nog een handje vol mensen en zetten we koers langs de kust richting het eiland.

De kapitein had er zin in want eenmaal op open zee ging het gas er op en aangezien we recht tegen de stroming in gingen, veranderde de boot in een kermisattractie waarbij we flink over de golen stuiterden. Met enige zorg keken we naar Luus die eerder tijdens ons zeiltochtje op de boot van Martien op een vrij kalme zee zeeziek was geworden maar Luus stond een uur lang met een grote grijns met twee handen aan de reling mee te stuiteren op de golven. Ook Kilian vond het prachtig en na een uur meerden we aan bij de Phare de Men Brial, de tweede vuurtoren van het eiland.

Eenmaal op het eiland liepen we door de smalle sraatjes van het plaatsje op zoek naar een crepe of een kop soep maar dat bleek moeilijk te vinden. Bij een terras dat er wel leuk uitzag werden we vrolijk onthaald maar toen we bij het zien van de prijzen, geen gerecht onder de 32 Euro, omkeerden werd de dame wat minder vriendelijk. Gelukkig vonden we een eindje verder aan de kade een ander terras waar we voor normale prijzen lekkere salades aten en plannen maakten voor de resterende uren op het eiland.

De boot zou ons om 19 uur weer komen ophalen en mama had al snel haar zinnen gezet op een wandeling langs de Grand Phare de Goul Enez naar de noordwestelijke punt van het eiland waar ook een vuurtoren leek te staan. Luus en Kilian vermaakten zich met strandjutten en met de gevonden schatten op zak schoten we aardig op. Naarmate we verder kwamen werd het pas steeds smaller, nam de hoeveelheid konijnenkeutels exponentieel toe en werd het weer steeds mooier. Aangemoedigd door de uitbundige zon kwamen we aan bij het object dat van een afstand op een vuurtoren leek, in werkelijkheid bleek dit een soort baken te zijn dat luistert naar de naam Plas Ar Scoul.

Na een leuk fotomomentje op een gote rots liepen we terug naar het het plaatsje en waren we ruim op tijd terug voor de boot waar we er achter kwamen dat de plek waar we ’s ochtends van de boot waren gestapt door de vloed niet meer toegankelijk was. Waar we dan wel moesten opstappen was niet duidelijk en met het beeld van een overnachting op het eiland in het achterhoofd gingen we op zoek om er achter te komen dat we inderdaad ergens anders moesten opstappen, slecht gecommuniceerd door de mensen van de Finist’mer bootmaatschappij.

Na een terugtocht met de stroming mee en dus veel rustiger kwamen we rond acht uur aan op het vasteland. Een uur later reden we toch nog maar even langs de Mcdonald’s in Concarneau om nog net op tijd voor het sluiten van de slagboom op de camping aan te komen.

Na de dag van gisteren waarbij we laat in bed waren gekomen was er bij niemand het initiatief om grote plannen te maken voor vandaag. Lekker wat rommelen bij de tent leek heel aanlokkelijk en aangezien er gisteren voordat we naar Concarneau waren gereden twee Franse kinderen hadden gevraagd of Luus en Kilian konden spelen, wilden de kinderen ook niets liever.

De kinderen hadden elkaar snel gevonden met in hun kielzog nog een ander Frans meisje. Bij het showen van het speelgoed (Luus haar Schleich paarden en Kilian zijn voetbaldoel) toonde het derde meisje trots haar plastic zak met schelpen die ze had verzameld. Tussen de berg schelpen bleken tot onze verbazing ook een twintigtal kreperende heremietkreeftjes te zitten die al twee dagen in de zak hadden doorgebracht. Luus en papa liepen gewapend met een emmer meteen naar Kernous Plage om een emmer zeewater te halen en deze werd bij terugkomst leeg gegoten in de koekenpan. De kreeftjes werden er achteraan gekieperd en ze kwamen meteen tot leven. Na een tijdje naar het gewriemel te hebben gekeken wilde het meisje toch wel afstand van ze doen en maakte papa nog een keer de tocht naar het strand waar ze op een rustig plekje achter een rots weer in zee werden gezet.

De rest van de dag was zo’n typische rustdag met wat voetballen, badmintonnen en een fanatieke tafeltennissessie tussen papa en mama. Voor het avondeten kozen we voor ons favoriete maaltje van deze vakantie: worstjes met tabouleh en een grote bak rouwkost (tomaatjes, radijsjes, olijven en worteltjes).

Met de lange wandeldag van gisteren in het achterhoofd (en klaagzangen van Luus en Kilian dat ze niet weer zo’n eind wilden wandelen) besloten we om het vandaag wat rustiger aan te doen. Het leek een prachtige dag te worden en de combinatie van een kleine wandeling met daarna lekker neerploffen op een strand leek ideaal. Met de kaart er bij kozen we voor de Baie des Trepasses, een baai met strand gelegen tussen de Pointe du Raz en Pointe du Van. Na de croissantjes van de bakker stapten we in de auto en met vocale ondersteuning van Fifth Harmony, Guus Meeuwis en Katy Perry zetten we koers richting het noordwesten.

De navigatie bleek ons uiteindelijk een loer te draaien en stuurde ons de laatste afslag voorbij. We kwamen er pas achter toen we in de rij terechtkwamen voor de mega-parkeerplaats van Point du Raz waarna we het er met z’n allen over eens waren dat we dan toch maar het beroemde “Pointe” moesten gaan bekijken. Met de wandelschoenen aan en de rugzakken op liepen we de souvernirshops en creperies voorbij, waarna we de keuze hadden voor de normale betonnen snel/wandelweg naar het uiterste punt, of het smalle Sentier Cotier dat onderdeel uitmaakt van de GR34. Natuurlijk was deze keus niet moeilijk en al gauw liepen we de meute achter ons latend over het smalle en rotsige pas langs de kust. Onderweg werd er een broodje gegeten met zicht op de eerste Point du Raz-uitlopers in zee, terwijl we nieuwsgierig werden gadegeslagen door een uit de kluiten gewassen zilvermeeuw die het overduidelijk had voorzien op onze lunch.

Het uiterste punt werd kort aangedaan en voor de weg terug werd er gekozen voor de makkelijke route. Terug in Concarneau brachten we nog een bezoek aan de Leclerc voor de knakworsten die Kilian zo graag door de pastasaus wilde hebben. Dat hij met het bord voor zijn neus op andere gedachten kwam wisten we toen gelukkig nog niet…

Danzkij een tip van de camping-oma was de dag nog niet ten einde. We hadden het er al over gehad om misschien naar de oude stad van Concarneau te gaan en dit werd werkelijkheid toen we de tip kregen dat er een muzikaal optreden zou zijn van Les Gabiers de L’Odet, een mannenkoor dat echte Bretonse zeeliederen ten gehore brengt. Met enige moeite vonden we een parkeerplek en om negen uur barstte het gezang los. Een uur later had Luus het al een tijdje gezien (“saaaaai”) en begon het enthousiasme van Kilian ook wat af te nemen.

Aangezien het ook best fris begon te worden slopen we tijdens het optreden weer de oude stad in waar we werden overvallen door de geur van eten die bij de restaurantjes vandaan kwam. Een half uur later zaten we aan twee borden patat en een Crepe Sucre, verwonderd over hoeveel mensen er om half elf ’s avonds nog rustig zaten te eten.

De poort van de camping was bij terugkomst al gesloten en de auto moest een nachtje alleen doorbrengen. Rond half twaalf vielen we dan toch in slaap.

Ooit in 2013 reden we richting Point du Raz, de meest westelijke punt van Finistere, en reden we langs een baai met op hoog op de rotsen een eenzaam huisje. Be riep op dat moment uit dat ze daar naar toe wilde wandelen, iets wat we naderhand op de een of andere manier nooit hebben gedaan.

Dit jaar waren we (nou ja, vooral papa en mama) toe aan een dag wandelen. Op de wandelkaart trok een baai, Anse du Loc’h, aan onze aandacht en aangezien deze baai ook nog eens werd ingesloten door twee landtongen die we nog niet hadden verkend stapten we rond 11 uur in de auto. De tassen waren ingepakt, de schoenen waren mee en het humeur nog wat wisselend aangezien er de nodige regen viel uit dikke grijze wolken.

Zoals we al vaker hebben meegemaakt in deze regio bleek het weer op te klaren naarmate we dichter bij ons doel kwamen. Onderweg stopten we bij een supermarktt voor wat eten. Een kolosale en vervaarlijk uitziende man met een woeste baard knikte wat meewarig toen hij onze voorverpakte Gateau Bretons zag. Hij wees ons er op dat er vier kilometer verder een Biscuitterie zat die echt lekkere taart had, wat wij hadden was de naam Gateau niet waardig. Vast besloten om zijn advies op te volgens legden we de taart maar snel terug en reden we verder.

Toen de baai eenmaal in zicht kwam was de zon al tevoorschijn gekomen en zagen we tot onze verbazing het huisje op de rotsen dat 4 jaar geleden onze aandacht had getrokken.

Na een snelle lunch met brood, ham, kaasjes en Orangina trokken we de schoenen aan en gingen we op pad. Binnen een half uur kwamen we aan bij het huisje dat in de maand augustus nog bewoond bleek te zijn ook. Aangezien het weer nog steeds prima was liepen we verder langs Pointe de Plogoff waar bordjes ons al weer naar het volgende punt verwezen: een  haventje met de naam Pors Loubous. Hoewel de kids soms wat aanmoediging nodig hadden bereikten we na ruim een uur ook dit punt, wat niet meer bleek te zijn dan een verlaten betonnen constructie/pier in zee waar op dat moment een aantal kinderen halsbrekende toeren aan het uithalen waren.

Op de terugweg hadden we de stevige wind in de rug en dat liep een stuk makkelijker. Het laatste kwartier werden we toch nog overvallen door wat nattigheid, hoewel de hoeveelheid gelukkig wel meeviel. Bij de auto aangekomen reden we nog een stukje verder op zoek naar de Biscuitterie die ons was aangeraden. Een aantal kilometers verder scoorden we een aantal heerlijke stukken Bretonse taart (de Biscuitterie bleek later nog veel verder te zijn…) die we voor het grootste deel meteen soldaat maakten.

Op de route naar de camping, dik een uur rijden, bleken we ook nog langs de Cidrerie van Paul Coic te komen en ook daar maakten we een stop. Zowel Luus, Kilian, mama als papa kregen meteen kleine glaasjes voorgezet om te proeven, de kinderen een appelsap die een Medaille d’Or had gewonnen, en papa en mama cider in alle mogelijke varianten. We konden uiteindelijk maar slecht kiezen tussen de Brut, Demi-Sec, Fermier en Doux varianten waardoor we van alles maar wat meenamen, inclusief de appelsap die Luus en Kilian wel heel lekker vonden.

Het avondeten hielden we lekker simpel met pasta en tomatensaus en het was weer na half elf voordat iedereen sliep.

Na de gezellige dag bij de familie waardoor we bovendien ook wat later in bed waren gekomen hadden we vandaag vooral de behoefte om nergens naar toe te gaan. Na een rustige start besloot Be om dan toch maar wat campingwasjes te gaan draaien terwijl papa met de kinderen op stap ging naar de Leclerc. De vakantiekas van Luus en Kilian was nog niet leeg waardoor ze erg graag ook nog naar de speelgoedwinkel wilden. Na de boodschappen kocht Kilian zijn derde Star Wars set van Lego en Luus ging voor de ruiters voor op haar Schleich paarden.

In de middag nog een snelle duik in het zwembad onder een bewolkte hemel en snel opwarmen onder de douche. Daarna maakten we het ons supermakkelijk door pizza’s te halen bij de pizzeria waar we zondag nog voor een gesloten deur hadden gestaan. De pizza Margherita, Vegetariana en Concarnoise waren erg lekker en zeker voor herhaling vatbaar.

Al voor ons vertrek vanuit Nederland stond de afspraak om langs te gaan bij oom Martien, tante Marja en oom Hans, familie van Be. Hun boot de Valentijn lag afgemeerd in de haven van Sainte Marine en we hadden afgesproken daar langs te gaan voor een lunch en daarna misschien even naar een strand.

Om half twaalf liepen we de aanlegsteiger op en werden we hartelijk verwelkomd door Martien, Marja en Hans.

 

We kregen een rondleiding aan boord, Kilian maakte kennis met een zwemvest en na koffie en wat broodjes werden plannen voor de middag gemaakt. Over het aanbod om een stukje te gaan zeilen hoefden we niet lang na te denken en na de lunch voeren we de haven uit en ondanks wel heel weinig wind lukte het toch nog om een eind richting Iles de Glenan te zeilen voordat we weer rechtsomkeert maakten.

Zowel mama als papa kregen even de kans om achter het roer te staan en met het uitzicht op de stranden bij Pointe de Combrit en Benodet voeren we aan het einde van de middag weer de haven binnen. Luus kreeg nog even roeiles van Martien en na een borrel, macaroni met ham en kaas en een ijsje als toetje namen we weer afscheid van elkaar. We kwamen voor het eerst in het donker aan op de camping.

Na een wat onrustige nacht door Luus die in haar slaap lag te roepen en een achterbuurman die zich midden in de nacht door twintig ritsen een weg uit zijn tent baande op weg naar het toilet, keken we blij naar de eerste ochtendzon in dagen. De croissantjes van de bakker en het stokbrood smaken op de een of andere manier toch anders als ze worden gegeten in de zon. Tijdens het ontbijt belde Be met haar oom Martien, die met zij zeilboot in de buurt van Bretagne is. Nog voordat we daadwerkelijk op vakantie waren gegaan wisten we al van elkaar dat we begin augustus in Bretagne zouden zijn en het idee om daar af te spreken was geboren. We spraken af elkaar maandag of dinsdag te zien, waarschijnlijk bij de haven van Sainte-Marine, de haven aan de overkant van Benodet.

Tijdens onze zoektocht naar nieuwe uitstapjes kwamen we op de kaart steeds weer terecht aan de oordkant van Cap Sizun, de uitloper van Finistere waar Concarneau ligt. Vooral een tweetal stranden trokken de aandacht bij de Anse d’ar Vechen en in de hoop daar mooie schelpen te vinden besloten we dat dat het doel van vandaag zou worden. Na bijna drie kwartier rijden kwamen we aan bij de landpunt die de twee stranden van elkaar scheidt, het dorpje Trefuntec. Al voordat we de auto uit waren zagen we de gelijkenis met Rospico, een inham waar de zee bij vloed naar binnen stroomt, met als grootste verschil dat de zee nu honderden meters ver was.

Na een tocht over het diepe zandstrand met uitzicht op prachtige woningen die pal aan het strand waren gebouwd kwamen we aan bij de vloedlijn. Helaas viel het met de schelpen erg tegen en met een magere oogst keerden we om. Met enige moeite door het oversteken van een stroompje zochten we wat beschutting van de wind bij een inham in de rotsen om een broodje te eten. Al snel werden we overvallen door de opkomende vloed die er voor zorgde dat het stroompje waar we net overheen waren gekomen binnen een minuut twee keer zo breed werd. Met enig kunst en vliegwerk en een paar natte schoenen kwamen we toch weer aan de overkant en liepen we terug naar de auto.

Het broodje werd bij de auto gegeten en daarna zetten we koers naar het Pointe de Trefuntec, een punt met aan de ene kant de noordkust van Cap Sizun en aan de andere kant de rotsige kust van Crozon. Laatste stop van de dag was het dorpje Locronan, een volgens de brochures mooi en oud authentiek plaatsje. Al bij het binnenrijden had het alle kenmerken van een echte “tourist trap” want de enige weg naar binnen leidde naar een grote  parkeerplaats waarbij meteen 4 Euro afgetikt mocht worden. Aangezien de schoenen van Luus nog nat waren ging ze even bij papa op de rug met het idee om in het plaatsje ergens een paar slippers aan te schaffen. Het plaatsje bleek vervolgens te bestaan uit een aaneenschakeling van toersistenwinkels en restaurants, gewone winkels waren er gewoonweg niet. Terwijl we ons serieus afvroegen of er wel mensen woonden in het dorp, of dat het enige bestaansrecht het lokken van toeristen was, haasten we ons weer terug naar de auto en naar de camping.

Op de camping aangekomen dook mama nog even met Kilian het zwembad in terwijl papa het eten ging voorbereiden. Luus nam het initiatief om bij het Duitse achterbuurmeisje, waar ze ook Schleich paardjes had zien staan, te vragen of ze wilden spelen. Dat bleek een schot in de roos en de meiden speelden de rest van de avond, communicerend in gebarentaal. Helaas was het wel meteen de laatste dag dat het meisje op de camping stond. Onder een heldere hemel kropen we met een extra deken ons bed in.

Hoewel we vooral plannen maken waarbij we nieuwe plekken ontdekken zijn er plaatsen die we elke keer als we hier zijn gezien willen hebben. Een daarvan is Rospico en aangezien de weersvoorspelling er goed uit zag besloten we om vandaag een rondrit te maken langs de kust ten oosten van Concarneau. Deze kust bestaat uit kleine dorpjes en wegen die leiden naar stranden waar het eigenlijk nooit echt druk is (met Rospico als enige uitzondering op deze regel).

Aangezien het zondag was sliep de bakker vandaag uit en bestond ons ontbijt uit voorverpakt brood en biscottes. De tassen waren snel gepakt, met de tas met emmertjes en schepjes als belangrijkste item. De eerste stop was na een klein half uur rijden Plage Pendruc Kerlaeren, een mooi wit strand met rotspartijen waar in de verte een tweetal badgasten hun handdoekjes hadden uitgespreid. De emmers en schepjes werden tevoorschijn gehaald en we werden erg blij van de zon die nu echt lekker warm was.

Na een uur besloten we om op te breken en verder te rijden naar Plage Kerdale, een naburig strand waar de bodem is bedekt met kleine kiezeltjes ipv zand. Daar aangekomen bleek er door de vloed maar weinig van het strand over te zijn en stelden we de navigatie in op Rospico. Dankzij het mooie weer was het daar behoorlijk druk maar we vonde een mooi plekje op het strandje in de buurt van de binnenzee. Luus, Kilian en papa waagden zich in het best wel koude water en we sloten het bezoekje af met ons eerste ijsje.

Voor het avondeten hadden we bedacht dat er vlakbij de camping een afhaal-pizzeria zat waar we vorig jaar best lekkere pizza’s hadden gehaald. Helaas bleek deze te zijn gesloten, volgens de kids moest het dan toch echt de Mcdonald’s worden maar daar aangekomen bleek de parkeerplaats een grote file te zijn (De Mcdonalds in Concarneau blijkt de enige te zijn in dit gebied), snel omgekeerd dus. Na wat rondgedoold te hebben op zoek naar een restaurantje kwamen we langs een Buffalo Grill waar het niet vol was. Na een ervaring die vergelijkbaar was met de Mac maar wel twee keer zo duur doken we ons bed in.